Project

Bokashi: naar een betere onderbouwing en documentatie voor de praktijk

Samenvatting
  • Projectstatus
    Lopend
  • Regio
    Nederland
  • Thema
    Plant
  • Projectregeling
    Praktijkkennis voor Voedsel en Groen
Meer informatie
Er bestaat vanuit de landbouw een grote behoefte aan organische bodemverbeteraars die kunnen bijdragen aan de verbetering van de bodemstructuur, onder andere om de droogtegevoeligheid te verbeteren en daarnaast bij te dragen aan de opbouw of instandhouding van de bodemkoolstofvoorraad. Lokale organische reststromen kunnen de landbouw (deels) in deze behoefte voorzien. Het toepassen van lokale organische bodemverbeteraars is een goede stap in de richting van kringlooplandbouw en draagt daarmee bij aan het behalen van beleidsdoelstellingen.

Momenteel zijn er vele initiatieven waarbij organische reststromen welke bij terreinbeheer vrijkomen worden gezien en toegepast als grondstof binnen een circulaire economie. Vanuit deze initiatieven komen verschillende resultaten en geluiden (m.b.t. productkwaliteit en effecten) over de inzet van organische reststromen. Hierdoor is er onduidelijkheid bij agrariërs over de effecten van bodemverbeteraars en dit remt de circulaire ambities van de landbouwsector.

Zo ziet bokashi eruit

In dit project gaan de hogescholen HVHL en HAS tezamen met een breed consortium van agrariërs, bedrijven, kennisinstellingen en overheden onderzoeken waar de kwalitatieve en economische kansen en knelpunten liggen bij het lokaal verwerken van organische restromen tot bokashi. Hierbij wordt ingehaakt op de bestaande ca. 60 pilots binnen het langjarige Kennisprogramma Circulair Terreinbeheer en de daar reeds opgehaalde en nog-op-te-halen praktijkervaring om meer inzicht te krijgen in de productkwaliteit, het verdienvermogen en de effecten op bodemkwaliteit en waterkwaliteit/kwantiteit, om te komen tot een handelingsperspectief voor agrariërs in het gebruik van bokashi.

Contactpersoon CoE Groen: Jan-Willem Donkers (Business Developer Plant)

Dit onderzoek is medegefinancierd door Regieorgaan SIA, onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en het Ministerie van LNV.