Project

VOLTA: Voedselkweek Op zee: naar een Laag-Trofische Aquacultuur

Eva Hartog, HZ University of Applied Sciences
Bron foto: Eva Hartog, HZ University of Applied Sciences
Samenvatting
  • Projectstatus
    Lopend
  • Regio
    Nederland
  • Thema
    Aquacultuur, eiwittransitie
  • Projectregeling
    Praktijkkennis voor Voedsel en Groen
Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA financiert het project Voedselkweek Op zee: naar een Laag-Trofische Aquacultuur (VOLTA). Het vierjarige onderzoek (2023-2026) wordt uitgevoerd door HZ University of Applied Sciences en Hogeschool Van Hall Larenstein in samenwerking met een aantal mosselkwekers, hun branchevereniging, de PO Mosselcultuur, de mbo-onderwijsinstellingen Scalda en Firda, RVO, Water Insight en de Taskforce Schelpdieren.

Voedselkweek op zee is een perspectief dat in de eerste plaats dient bij te dragen aan de behoefte van de samenleving aan gezond en duurzaam geproduceerd voedsel voor een groeiende wereldbevolking. De productie van organismen in (zee)water die laag in de voedselketen staan, zoals microalgen, zeewier en schelpdieren wordt laag-trofische aquacultuur genoemd (LTA). In Nederland bestaat LTA nu nog grotendeels uit de kweek van schelpdieren zoals mosselen en oesters. De schelpdiercultuur concentreert zich in de Waddenzee en Zeeuwse Delta. De beschikbare ruimte hier wordt ten volle benut. Tegelijkertijd vertoont de Nederlandse schelpdierproductie een neergaande trend.

Voor de verdere ontwikkeling en uitbreiding van LTA zal er ruimte gezocht moeten worden buiten de bestaande gebieden. Dit kan door uit te wijken naar kweek op volle zee. In het huidige Noordzeebeleid (Nationaal Water Programma 2016-2021) en het toekomstige beleid (Nationaal Water Programma 2022-2027) wordt specifiek ruimte gegeven voor aquacultuur op zee.
Uitgangspunt is dat dit plaats vindt binnen de ecologische draagkracht van het systeem en dat er daarnaast gestreefd wordt naar meervoudig ruimtegebruik. De combinatie van windenergie, natuurontwikkeling en voedselproductie wordt gezien als de voorkeursstrategie. Dit beleid sluit goed aan bij de noodzaak om nieuwe gebieden te exploreren voor LTA.

Doordat de potentiële kweeklocaties op open zee verder van de kust liggen dan de huidige kweekgebieden en de weersomstandigheden vaak ongunstig zijn op zee, betekent dit voor de kwekers dat de percelen lastiger te bereiken zijn. Zonder regelmatig locatiebezoek is het tot op dit moment alleen achteraf (na oogst) mogelijk inzicht te krijgen in netto groei en verlies (productie). Eén van de uitdagingen om de transitie van kweek in beschutte gebieden naar kweek op open zee te kunnen maken is dan ook het monitoren van de locaties. Daarnaast is er een effect op de productie van factoren zoals de grootte van het uitgangsmateriaal, aantal schelpdieren per systeem, type systeem en locatie, maar ook van tussentijdse beheersmaatregelen en het oogstmoment. Voor kwekers is het belangrijk deze effecten van verschillende scenario’s te kunnen doorrekenen, hiermee krijgen zij inzicht in hun bedrijfseconomische mogelijkheden en rendabiliteit.

In dit project is gekozen voor de Voordelta als onderzoeksgebied als eerste stap naar verdere opschaling de Noordzee op. De omstandigheden in de Voordelta zijn (deels) vergelijkbaar met de condities op de Noordzee, terwijl dit gebied wel te bereiken en te opereren is met de huidige vloot. Bij succesvolle kweek in de Voordelta is er vanuit de landelijke overheid de ambitie te komen tot aquacultuur in combinatie met windenergie en natuur. Voor regionale en landelijke overheden en belangenbehartigers van de kwekers is er onduidelijkheid over de stappen die nodig zijn om zo ver te komen. Vragen zijn bijvoorbeeld welke vergunningen zijn er nodig en wie deze vergunningen verlenen, welke eisen worden er gesteld aan de bedrijfsvoering en zijn er subsidiemogelijkheden?

Ambities

De ambitie van het consortium is om inzicht te creëren in de mogelijkheden voor productie van laag trofische aquacultuursoorten (zeewier, mosselen en oesters) in de Voordelta. De ontwikkelde methodieken zouden bruikbaar moeten zijn voor de volgende stap in de transitie van de kweek van deze soorten op de Noordzee. Daarnaast beoogt dit project enerzijds de schelpdiersector inzicht te geven in de juridische haalbaarheid van opschalen van LTA op zee, anderzijds moet het de Rijksoverheid aanknopingspunten bieden voor het realiseren van de beleidsambities met betrekking tot commerciële aquacultuur op zee. Het consortium ambieert verder de ontwikkeling van een kennis community waarbij de kwekers, de leden van de Taskforce Schelpdieren en de hogescholen gezamenlijk komen tot een kennis agenda voor vervolgvragen die ontstaan tijdens dit onderzoek.

Aanpak

Dit project richt zich op de ontwikkeling van een productievoorspelmodel, waarbij de productie afhankelijk van verschillende kweek- en oogstscenario’s in vrijwel ‘real time’ kan worden gevolgd. Dit productievoorspelmodel wordt uitgewerkt voor mosselen; voor deze soort is de meeste data beschikbaar. Daarnaast beoogt dit project enerzijds de schelpdiersector inzicht te geven in de juridische haalbaarheid van opschalen van LTA op zee, anderzijds moet het de Rijksoverheid aanknopingspunten bieden voor het realiseren van de beleidsambities met betrekking tot aquacultuur op zee. Dit gebeurt aan de hand van een governance- en beleidsanalyse.

Contactpersoon Business Developer van de Expertisecluster: Natuur en Leefomgeving: Susan Martens

Dit onderzoek is medegefinancierd door het Ministerie van LVVN en het Regieorgaan SIA, onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).